I'd like to report a murder. Where am I to go, if not to the police?
door Inès Collin
What sort of world is this? Someone’s body is made into shoes, into meatballs, sausages, a bedside rug, someone’s bones are boiled to make broth… Shoes, sofas, a shoulder bag made of someone’s belly, keeping warm with someone else’s fur, eating someone’s body, cutting it into bits and frying it in oil… Can it really be true? Is this nightmare really happening? This mass killing, cruel, impassive,
automatic, without any pangs of conscience, without the slightest pause for thought, though plenty of
thought is applied to ingenious philosophies and theologies. What sort of world is this, where killing
and pain are the norm? What on earth is wrong with us?
– Olga Tokarczuk (Janina Duszejko), Drive Your Plow Over the Bones of the Dead
Of course reason will validate reason as the first principle of the universe — what else should it
do? Dethrone itself?
– John Maxwell Coetzee (Elizabeth Costello), The Lives of Animals
Some truths cannot be told except as fiction.
– John Gray, Straw Dogs
Opgelet! De wereld kleurt rood: er liggen lijken in de rekken van de supermarkt. Hoe kon ik het (niet)
weten? De werkelijkheid doet zich heel anders voor wanneer je weet wat we met de andere
(niet-menselijke) dieren op deze planeet doen. Alsof ik voorheen buiten de werkelijkheid, of in een
geheel andere werkelijkheid leefde. Stel je voor dat we even door de ogen van de dieren naar de
wereld zouden kunnen kijken, tot slaaf gemaakt in de industrie of op maat gemaakt als levende
accessoires aan een leiband. Ik zie wat ik zie. Je moet de dingen bij hun naam noemen. Word
wakker! Het ontbijt van aanstaande zondag is vandaag nog in leven.
‘To the police,’ begint Janina Duszejko, ‘we can do anything and get away with it’, eindigt Elizabeth
Costello.
Janina Duszejko en Elizabeth Costello zijn woedend om wat mensen met dieren doen. Beide
personages geven elk in een geheel andere context een betoog dat met veel onbegrip wordt
onthaald. Hun schreeuw om hulp, hun (zogenaamde) (over)reactie op het lijden van de dieren
vervreemdt hen van hun omgeving. Ze blijven achter met een gevoel van hulpeloosheid; ze zien wat anderen niet lijken te zien. Nochtans wemelt het om ons heen van het dierenleed. We hebben niet geleerd te kijken. Ik spreek in de woorden van Duszejko en Costello, ik stuur jullie met huiswerk naar huis, ik roep uit: ik ben woedend om wat mensen met dieren doen.
In Drive Your Plow Over the Bones of the Dead (in 2009 geschreven door Olga Tokarczuk in het
Pools, in 2018 vertaald naar het Engels) staat Janina Duszejko op en schreeuwt ze tegen de jagers. Duszejko woont in een klein verlaten dorpje in de natuur in Polen, ze vertaalt de poëzie van William Blake naar het Pools met het geluid van kogelschoten van de jagers op de achtergrond.
A dog starv’d at his Master’s Gate
Predicts the ruin of the State.
En in de verte krijgt opnieuw een ree de doodstraf. Een tijd geleden had een priester uit de buurt haar verzocht zich geen zorgen te maken om het lot van de dieren, dieren bestaan in functie van de mens. De mens is de maat van alle dingen. ‘That’s what came back to my mind, this sad scene from almost a year ago, when I didn’t yet know what I know now.’ Ook dit jaar wordt het jachtseizoen ingezet met een viering ter ere van de patroonheilige Sint Hubertus. In de preekstoel verheerlijkt de priester de dodelijke daden van de jagers. In het verleden had ze via de politie al meerdere pogingen ondernomen om een einde te maken aan de jacht, tevergeefs! Duszejko zit in het publiek en wordt overvallen door een plotse boosheid. Stop! ‘Yes, quite, if you please, I’m having an Attack’, denkt ze.
Het beeld van de man die vanop de preekstoel moorden rechtvaardigt brengt Duszejko bij de jagers die vanuit uitkijktorens op de nog (even) levende dieren wachten. ‘In a pulpit Man places himself above other Creatures and grants himself the right to their life and death. He becomes a tyrant and a usurper.’ Ze denkt ook aan de wachttorens rond de concentratiekampen. Ze spreekt nog (even) in zichzelf.
De vergelijking van de horrors in de dierindustrie met de Holocaust is veel besproken en vaak
bekritiseerd. Maar de gelijkenissen hebben vooral betrekking op de architectuur van de wereld. De manier waarop we met dieren omgaan leidt de weg naar een soortgelijke omgang met mensen. Het ontmenselijken van een bepaalde groep laat ons toe die groep vervolgens te behandelen als dieren, of: zoals we dieren behandelen.
Wanneer schrijver John Maxwell Coetzee in 1997-1998 wordt uitgenodigd als spreker tijdens de
Tanner Lectures on Human Values, een lezingenreeks georganiseerd door verschillende prestigieuze
universiteiten (Coetzee neemt het woord in Princeton), komt hij op voor de dieren. Maar de schrijver
voert geen zuiver theoretisch protest. Coetzee vertelt een volkomen fictief verhaal waarin een
gerenommeerd schrijver, Elizabeth Costello, zelf ook twee lezingen houdt binnen de Tanner Lectures,
getiteld ‘The Philosophers and the Animals’ en ‘The Poets and the Animals’ (in 1999 uitgegeven als
The Lives of Animals). De woorden werden in de eerste plaats geschreven om luidop te worden
voorgedragen. Coetzee leest de fictieve lezingen van Costello voor, al is het niet duidelijk of hij zich
de standpunten van Costello ook effectief toe-eigent. Voor, tijdens en na de lezingen gaat zijn
hoofdpersonage in gesprek met haar familie en de genodigden. Coetzee leest ook deze dialogen
voor als deel van zijn betoog. Een slimme zet; hij neemt het woord als spreker en als luisteraar.
‘In addressing you on the subject of animals,’ maar Costello leidt haar protest niet in, ze valt met de
deur in huis; in een wereld waar zo veel mensen dieren eten, weten opvallend weinig onder hen hoe
het er achter de schermen aan toe gaat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, begint ze (Costello leidt
de vergelijking in), woonden de meeste mensen in Duitsland en Polen op maximaal een paar
kilometer van een kamp. Konden ze zich het leven aan de andere kant van de omheining in de verte
inbeelden? Wilden ze dat? Blijkbaar niet. In vogelvlucht ligt een slachthuis vaak niet ver weg van het
fornuis, maar het is opmerkelijk hoe groot de afstand tussen een stuk vlees in de supermarkt en een
levend dier in de industrie in gedachten blijkt te zijn. Te laat maakt Costello de bedenking: ‘I want to
find a way of speaking to fellow human beings that will be cool rather than heated’.
Maar Costello praat vrijuit, ze praat zonder beperkingen, en omdat Coetzee het woord laat aan een
fictief personage, praat, ook hij, ongestoord. De auteur gebruikt het fictief diner na de lezing om ook
het publiek een stem te geven of liever; om het nagesprek naar zich toe te trekken. De zoveelste
discussie over dierenrechten komt op gang. Een gesprek evolueert snel naar een debat. Het werk is
theoretisch voltooid: wat moeten we nog meer weten?
‘Hey, you, get down from there. That’s enough.’ schreeuwt Duszejko naar de priester in de preekstoel
en ook zij begint aan haar betoog.
*
De kill clock tikt sneller dan de tijd: één seconde op aarde staat gelijk aan de dood van 120362
kippen. In 1789, maakte Jeremy Bentham de bedenking: ‘The question is not, Can they reason?, nor
Can they talk? but, Can they suffer?’. Maar afgelopen zomer, in de rij aan het ijskraam, werd er niet
gesproken over de ontroostbare koe en het kalf dat meteen na de geboorte (het kalf is slechts een
paar momenten oud) van haar wordt gestolen. We zullen de noodkreten van de dieren nooit horen,
want we luisteren niet. Een koe is, net als wij, negen maanden zwanger. Ze heeft, net als wij, een
sterke band met de baby die ze zo dicht bij haar draagt. Door en voor ons wordt ze gedwongen elke
dag 30 liter melk (af) te geven en wordt ze om die reden, telkens drie maanden na de bevalling, elk
jaar opnieuw zwanger gemaakt.
Duszejko schreeuwt naar het publiek in de kerk: ‘Have you fallen asleep? […] Have you lost your
minds? Or your hearts? Have you still got hearts? […] Have you been hypnotized? Have you lost your
last dregs of compassion?’
Met een trillende stem, met een kloppend hart, met tranen in de ogen en met moeite om niet veel
luider te praten. Niet één iemand is geïnteresseerd. Laten we het feest niet verknallen door te praten
over de dood. De dieren, systematisch afgewezen door de maatschappij, zijn geen waardige
slachtoffers. In naam van de wetenschap, worden ze stuk voor stuk als objecten onderworpen aan
geweld. Redeloze wezens gevangen in een naar onze wensen gefabriceerde wereld waar we de
gang van zaken, dat wat algemeen geldt, gewoon zijn gang laten gaan. Een kruis door de
dierindustrie. In naam van de waarheid: er is een alternatief! Of verdoezel het geweld met de
beeltenis, de kinderlijke onschuld van een ijsje in de speeltuin op een woensdagnamiddag, steek de
gruwel van de industrie weg in een reep met de smaak van chocolade of maak kaas van de koemelk,
bedoeld voor het kalf. De kaas die iedereen beweert niet te kunnen missen. Al blijkt het onmogelijk te
zien, onmogelijk te begrijpen dat een koe ook in staat is haar eigen kalf te missen.
We eten dieren vanavond. Maar is het aan ons om daarover te beslissen? Het lijkt erop dat we
haastig hebben geconcludeerd dat de mens beter is dan het andere leven op aarde. We
verheerlijken onszelf want we zijn in hoge mate rationele wezens, al ligt de lat heel laag. Het kompas
dat de weg wijst is kwijtgeraakt. En de honderden abc-boeken van de grote filosofen zuigen kostbare
tijd op. Door hen spelen we een spel dat de dieren niet kunnen winnen, want de mensen bepalen de
regels. Opeens weet ik waar de fout zit! We hebben zelfs moorden tot een gewoonte gemaakt. De
weerklank van onze levensstijl klinkt heel luid. De klok tikt verloren uren.
Aan het einde van een lange zomer, op een warme dag, zie ik vanuit de (bijgevolg) snikhete bus die
me naar huis brengt een vrachtwagen naderen volgeladen met koeien. Ze zijn op weg naar de dood.
Een pijnlijke waarheid, een goede gewaarwording; het is een van de weinige momenten waarop je zo
direct geconfronteerd wordt met de horrors van de dierindustrie. Ik hoop dat iedereen er naar kijkt,
denk ik, ik hoop dat ze hetzelfde zien. Op een bepaald moment komen de bus en de vrachtwagen
(op dezelfde hoogte) naast elkaar (niet meer op veilige afstand) te staan aan het stoplicht. Je kan het
simpelweg niet niet zien: de laatste momenten in het leven van de dieren. Binnen hoogstens een
aantal uren zullen ook zij beseffen wat er vandaag staat te gebeuren. Wanneer de vrachtwagen (vol
koeien) weer verdwijnt in de verte (en meer dan waarschijnlijk niemand nog aan deze dieren denkt),
denk ik aan Costello, niemand denkt: ‘It is I who am in that cattle-car.’ Wij en zij. Het gevaar ligt in de
abstractie. Na de rit, ik zie wat verderop in de straat mijn huisnummer verschijnen, staan de dieren
aan de poort van de dood. De andere kant van de industrie. De echte prijs van wat je koopt is
onberekenbaar. Mijn leven is zo kostbaar, mij zo veel waard, het leven van een dier telt niet meer,
vaak veel minder dan vijf euro. Een gewelddadige traditie, zet ze voort!
De koe (de melkmachine), ze is vijf jaar oud, uitgeput en aan het einde van haar korte leven. Iedere
dag was een lange dag. Wanneer ook zij op de vrachtwagen belandt die haar naar het slachthuis
voert, mist ze vier kalfjes. Bentham stelde de juiste vraag, maar hij gaf een pijnlijk gelimiteerd
antwoord. Hij stelt slechts het lijden van de dieren in vraag.
Maar je kan het foute niet op de juiste manier doen. Ik zie heel duidelijk twee wegen. In plaats van
manieren te verzinnen om de rit in de vrachtwagen comfortabeler te maken, moeten we gewoon de
bestemming veranderen. We navigeren door constructies binnen een systeem dat op zich fout is,
met als enige doel: het instandhouden van het systeem. In 1824, schrijft Elizabeth Heyrick het luid
onthaalde essay ‘Immediate, not Gradual Abolition’. Hiermee leidt Heyrick de standpunten in van een
groep vrouwen die de onmiddelijke en integrale afschaffing van slavernij advoceren. Bekende
stemmen als William Wilberforce en Thomas Clarkson voeren al jaren een gradueel bewind, ze
vechten voor meer welzijn voor de slaven en een geleidelijke afschaffing van de slavenhandel. Deze
(zwakke) maatregelen bleken de industrie juist een boost te geven: de slaven worden ‘menselijker’
behandeld, dus kan de consument weer met een gerust hart consumeren. De (veiligere) omweg die
zij inslaan staat in groot contrast met de morele duidelijkheid waarmee de Heyrick haar strijd voor
rechtvaardigheid voerde.
Het probleem is niet abstract, de oplossing is heel concreet. Heyrick spreekt over een opoffering
wanneer ze de lezers van haar manifest vertelt dat er één ding is dat ze absoluut moeten doen. Ze
geeft slechts één eenvoudige instructie: men kan bepaalde producten, zoals suiker van
West-Indische oorsprong, niet meer kopen, ‘(but it is in itself so small and insignificant that it seems
almost burlesque to dignify it with the name of sacrifice)’ voegt ze toe. De abolitionisten boycotten
simpelweg de producten die het resultaat zijn van slavernij. Er is nu eenmaal geen weg langs. De
planeet verkeert in uiterste nood. En daarmee leven de abolitionisten hun opstand. Op mijn tijd. Het
is er tijd voor.
Ik hoop dat de vrachtwagen op de koninklijke weg van de hel richting slachthuis een moreel
gebodsbord tegenkomt, waar in het groot en in het rood op geschreven staat: stop eating animals.
*
Na haar opstand wordt Duszejko verzocht de kerk de verlaten, ‘Or we’ll call the Police.’ Naïefweg
stemt ze in, ‘You’re right, you should call the Police. There’s an incitement to Crime going on here.’
De jagers plannen dit jaar effectief te gaan jagen!
Ze wordt niet begrepen. Het is opmerkelijk hoe we zonder enige reflectie in een bepaalde gewoonte
vervallen en we bepaalde zaken als vanzelfsprekend beschouwen. Hoe spenderen we ons geld?
Veel schijnbaar triviale beslissingen zijn van verbazingwekkend morele aard.
Na Costello’s eerste lezing, ‘The Philosophers and the Animals’, volgt het diner. Een van de gasten,
de schrijver Abraham Stern, daagt niet op maar laat een brief achter ‘Dear Mrs. Costello,’ Costello
werpt een blik op de inhoud van de envelop en geeft de brief door aan haar zoon; ‘You took over for
your own purposes the familiar comparison between the murdered Jews of Europe and slaughtered
cattle.’ leest hij. ‘For your own purposes’, staat er geschreven. En daarmee betreft de brief de kleine
manieren waarop we de planeet ruïneren. Stern heeft ongelijk: de drijfveer van de
dierenrechtenbeweging is puur en ondubbelzinnig en gaat voorbij aan het egoïsme van het individu.
We moeten stilstaan bij het feit dat onze manier van leven niet in een vacuüm ontstaat, maar dat er
patronen worden gevormd met grote mondiale gevolgen. Duszejko beschrijft de wereld als een net,
dierenrechten als onderdeel van een puzzel. We voeren een moorddadig beleid dat wereldwijd aan
soorten voorbijgaat. Ik sta aan de kant van de dieren. Er is maar één kant. Op grote schaal lichamen
verwerken heeft men geleerd in de slachthuizen. Het probleem wordt naar de achtergrond verplaatst,
al is het zo bepalend voor wat er op de voorgrond gebeurt. Jullie zijn in gevaar! Jullie worden
gewaarschuwd: mensen verdedigen een moord voor een hamburger. Mensen aanvaarden een
moord voor melk.
Aan het einde van de dag, na haar lezing, valt Costello in de leegte na de boosheid (ook Duszejko
benoemt zowel de kracht van de woede als de schaamte na een aanval) en zegt ze tegen haar zoon:
Is it possible, I ask myself, that all of them are participants in a crime of stupefying proportions? Am I
fantasizing it all? I must be mad! Yet every day I see the evidences. The very people I suspect
produce the evidence, exhibit it, offer it to me. Corpses. Fragments of corpses that they have bought
for money.
De dieren lijken niet meer te kunnen bestaan zonder dat er op een of andere manier macht over hen
wordt uitgeoefend; we hebben zowel hun dagelijkse leven als hun evolutie naar onze hand gezet.
Maar dieren hebben recht op een biografisch leven, te leven volgens een eigen kalender. ‘Wat voor
ijsje zal ik nemen?’, hoor ik in de rij. Om de hoek van het ijskraam staat een kleine kooi met drie
vogels in de brandende zon, niemand lijkt dit op te merken en niemand kan ze helpen, ‘We’re the
Police for the people.’, luidt het. Maar wie veroordeelde de dieren dan tot een leven lang in
gevangenschap?
Je ziet het lijden van de dieren niet als een waardig leed, maar zou je het kunnen leven? Costello wil
geen schuld geven, de dieren zijn de enigen die onschuldig zijn. Zie je het lijden van de dieren niet?
‘The horror is that the killers refused to think themselves into the place of their victims.’ aldus
Costello. Ze benoemt de diepte van emotie, de vlakte van de rede en zegt: ‘But we resist being
pressed, and rarely press ourselves; we think our way into death only when we are rammed into the
face of it.’
Een bizarre vrouw. Een emotionele oprisping. Het publiek voelt zich beledigd.